Verslaafd! (012-A2+)
artikel

Verslaafd! (012-A2+)

52
  • Delen
  • deel via Microsoft
    Teams

INFORMATIE OVER DEZE OPDRACHT

  • Thema: mobieltje, verslaving, jongeren, social media, telefoon, smartphone

  • ERK-niveau: A2+

  • Vaardigheid: luisteren, gesprek voeren

  • Werkvorm: meerkeuzevragen beantwoorden, gesprek voeren (individueel, tweetal)

  • Duur: 15 minuten (5 minuten film, 10 minuten vragen)

Leerdoel

  • Kan het belangrijkste punt herkennen van nieuwsberichten op televisie waarin verslag wordt gedaan van gebeurtenissen, ongelukken en dergelijke en waarin het beeld het commentaar ondersteunt. (A2+)

  • Kan deelnemen aan korte gesprekken over belangwekkende onderwerpen in een alledaagse context. (A2+)

Instructie

De leerlingen kijken bij deze opdracht naar een video waarbij Duitse jongeren op straat bevraagd worden. Ze geven antwoord op de vraag of ze verslaafd zijn aan hun mobiel. De leerlingen beantwoorden tijdens het kijken een aantal meerkeuzevragen. Daarna stellen ze aan elkaar vragen over dit onderwerp.

Het antwoordmodel vindt u in het antwoordblad 'Antwoorden THIEMO-Opdrachten' in de docentenomgeving van Thiemo onder de tab 'Methodedocumenten'.

Inleiding

Even een berichtje checken, snel iets opzoeken of even kijken hoe laat het is. We gebruiken ons mobieltje steeds vaker. Daarom lopen sommigen zelfs het risico, aan hun telefoon verslaafd te raken. Het wordt tijd om Duitse jongeren over dit onderwerp te bevragen.

Vragen

A Kijk naar "Wie handysüchtig seid ihr?". Kies tijdens het kijken, of de jongeren ‘handysüchtig’ (verslaafd aan hun mobiel) zijn of niet. De vragen staan op volgorde van het fragment.

Persoon 1:

  • A Ja, hij is dag en nacht met zijn mobiel bezig.

  • B Nee, hij is niet verslaafd.

Persoon 2:

  • A Ja, ze houdt het niet lang uit zonder mobiel.

  • B Nee, ze is er eigenlijk nooit mee bezig.

Persoon 3:

  • A Ja, hij is er mee opgegroeid.

  • B Nee, hij vindt mobieltjes heel saai.

Persoon 4:

  • A Ja, ze checkt haar mobieltje heel vaak.

  • B Nee, een week zonder moet kunnen.

Persoon 5:

  • A Ja, ze kan niet zonder mobiel leven.

  • B Nee, ze zit bij de padvinders die ook geen mobiel gebruiken.

Persoon 6:

  • A Ja, want hij is er zelfs op vakantie mee bezig.

  • B Nee, want hij gebruikt het alleen voor korte berichtjes.

Persoon 7:

  • A Ja, want hij kijkt er tien keer per uur op.

  • B Nee, want op vakantie gebruikt hij het nauwelijks.

Persoon 8:

  • A Ja, want ze is er zelfs mee bezig als ze met vrienden aan tafel zit.

  • B Nee, want ze kan ook nog prima met vrienden praten zonder mobiel.

B Werk nu in tweetallen. Stel elkaar onderstaande vragen. Geef antwoord in het Duits. Je mag de antwoorden ook verzinnen.

  • 1 Wie oft benutzt du dein Handy pro Tag?

  • 2 Wozu benutzt du dein Handy?

  • 3 Wie wichtig ist das Handy für dich?

  • 4 Bist du handysüchtig? Begründe deine Meinung!