Groente en fruit
artikel

Groente en fruit

164
  • Delen
  • deel via Microsoft
    Teams
  • Begrippen: import

  • Te gebruiken bij: Blok 4

Nederland produceert veel voedsel, maar we importeren ook veel voedsel. Niet alle groenten en fruit groeien bijvoorbeeld in het Nederlandse klimaat. In de supermarkt staat bij iedere groente en fruit meestal op een bordje waar het is verbouwd.

Bekijk met leerlingen de video.

Deze opdracht laat leerlingen daar naar kijken en helpt een overzicht te krijgen van welke producten waar vandaan komen.

Leerdoelen:

  • Ontdek waar groente en fruit vandaan komen

  • Leer meer over de ligging van enkele landen op de wereld

  • In de dagelijkse omgeving buiten de school letten op geografische informatie

  • De atlas gebruiken voor het opzoeken van de ligging van landen

Vragen van de docent aan de klas

  1. Van welke soorten groente en fruit weet je al waar die vandaan komen? (bekijk nog eens opdracht 4 op blz.81 van Mundo, deel 5, vmbo-t,havo)

  2. Winkels moeten in Nederland aangeven waar hun producten vandaan komen. Bedenk waarom klanten dat willen weten.

    [Bijv. Sommige klanten willen niet voedsel dat een lange reis heeft gemaakt, bijv. wel appels uit Nederland, maar niet uit Nieuw-Zeeland, sommige klanten willen wel of juist niet producten uit bepaalde landen]

  3. Op welke verschillende manieren is aangegeven waar producten in de winkel vandaan komen?

    [Op bordjes bij de producten in de winkel, op stickers op het fruit, bij verpakte producten ook aan de eerste twee cijfers van de streepjescode op de verpakking]

  4. Huiswerk: maak in de supermarkt vijf foto’s van bordjes bij de producten op de groente- en fruitafdeling, waar de herkomst van de producten op staat. Meer mag ook. Probeer zoveel mogelijk verschillende landen te verzamelen.

Actieve werkvorm

  1. 1. Doe deze actieve werkvorm in tweetallen.

  2. Elk tweetal kiest samen drie producten uit verschillende landen uit, van je gemaakte foto’s. Challenge: Probeer producten en landen te kiezen die andere leerlingen niet hebben!

  3. De leerlingen maken een eenvoudige tekening van elk van die producten op een post-it en zet de naam van het land erbij.

  4. De leerlingen zoeken in de atlas op waar de gekozen landen liggen.

Klassikaal bespreken

  1. Projecteer een wereldkaart in de klas (tekenen op het bord kan ook). Plak de post-its op het juiste land op het scherm of bord.

  2. Bespreek met de klas uit welke landen veel producten naar Nederland komen. Welke producten zijn dat? Probeer uit te leggen, waarom die producten daar vandaan komen. Zou de kaart er over een half jaar (in een ander seizoen) er anders uitzien? Hoe en waarom?